Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zult gij [32]op hem vertrouwen, omdat zijn kracht groot is, en zult gij [33]uw arbeid [34]op hem laten? 32. Dat is, u verzekeren dat hij uw werk in het veld zou mogen doen, gelijk de tamme beesten wel doen, die van de mensen in het akkerwerk gebruikt worden. 33. Dat is, uw vruchten, die gij door uw arbeid gewonnen hebt. Vergelijk boven, hfdst.20 vs.18. 34. Te weten, om te dragen, of te voeren naar de schuur. Zie vs.15.